woensdag 17 augustus 2011

Joodse Schriftuitleg (4)

De zeven uitlegregels van Hillel
In de tijd van Yeshua en de apostelen gebruikte de Joodse wereld voor de uitleg van de Tora zeven regels die gecodificeerd werden door Hillel. Deze Hillel leefde van ca. 60 vóór Chr. tot 20 na Chr. (Maar de Jewish Encyclopedia meldt, dat de Talmoed (Sifre, Deut. 357) zijn leven parallel stelt aan dat van Mozes: hij zou geleefd hebben van 110 vóór Chr. tot 10 na Chr., dus 120 jaar; geboren in Babylon, kwam hij op 40-jarige leeftijd naar het land Israël, waar hij na 40 jaar studie 40 jaar actief was als leraar en leider (voorzitter van het Sanhedrin)).
Uiteraard is ook Paulus onderwezen in deze zeven regels door zijn leraar Gamaliël, die een kleinzoon van Hillel was.
Toen ik van deze regels kennisnam, kwam ik al gauw tot de conclusie, dat ik ook wel ‘rabbijnse hermeneutiek’ als hoofdonderwerp van heel mijn studieverlof had kunnen nemen. Ik vind het heel bijzonder hoe creatief men omgaat met teksten om deze actueel en opnieuw relevant te maken.
Dit verslag biedt geen ruimte om de zeven regels van Hillel uitvoerig uit te leggen. We moeten ons beperken tot een korte samenvatting en een aantal ‘krenten uit de pap’. Voor uitvoeriger studie met geïnteresseerden uit de gemeente is een ‘leerhuis’ nodig.

De zeven regels van Hillel zijn:
1. Kal vahomer ( ‘van klein naar groot’) – gevolgtrekking van minder belangrijk naar belangrijker. Kenmerk van dit principe is, dat als dit kleine gebod of principe waar is, dan is het wel duidelijk (‘hoeveel te meer?!’), dat ook het grote principe of gebod dat daarmee samenhangt waar zal zijn.
2. G’zerah shavah (‘gelijk snijden’) – gevolgtrekking door analogie van overeenkomstige uitspraken. De reeds bekende toepassing van een regel op een onderwerp in de Bijbel wordt op grond van een gemeenschappelijke uitdrukking ook toegepast op een ander onderwerp dat ermee in verband staat. G’zerah shavah is in het bijzonder nuttig om halacha te maken als de situatie in de ene tekst duidelijker is dan in de andere.
3. Binyan av mikatuv echad (‘een ‘familie’ van één tekst maken’). Als een bepaalde gedachte gevonden wordt in verschillende passages, kan men conclusies trekken door de passages bij elkaar te zetten; hierbij geldt dat men niet maar willekeurig teksten kan combineren op grond van een woordje dat in beide voorkomt, maar het woord of de zin die de ‘familie’ van teksten verbindt moet de basisgedachte zijn binnen al deze verzen.
- Een prachtig voorbeeld is, wat de schrijver van de Brief aan de Hebreeën doet in hoofdstuk 9: hoofdstuk 8 besluit hij met het citaat uit Jer. 31:31-34 over een nieuw verbond; in 9:11-22 verbindt hij het bloed van de offers en het verbond in de Tora (o.a. Ex. 24:6-8, Lev. 8:15-19, 17:11, Num. 19:4-18) en het begrip ‘verbond’ in Jer. 31 met de discussie over hoe de dood van Yeshua verzoening brengt voor onze zonden. De conclusie van de schrijver is, door al deze teksten met elkaar te combineren, dat er zonder bloedstorting geen vergeving geschiedt; omdat Yeshua Zichzelf offerde, kunnen onze zonden worden vergeven en mogen we deelnemer worden in een nieuw verbond.
4. Binyan av mish’nei ketuvim (‘een ‘familie’ van twee of meer teksten maken’). De toepassing ontstaat uit de combinatie van twee (of meer) verschillende teksten en de begrippen in beide teksten worden toegevoegd aan een ‘familie’ in andere passages. Hebr. 1:5-14 gebruikt dit principe om te bewijzen dat de Messias boven de engelen stond; de schrijver combineert Psalm 2:7 en 2Sam. 7:14 en brengt ze dan samen met veel andere messiaanse psalmen.
5. K’lal uf’rat (‘van algemeen naar het bijzondere’). Een algemeen principe wordt vastgesteld en dan in detail uitgewerkt in een bijzondere situatie. Gen. 1:27 stelt in het algemeen, dat God de mens schiep; 2:7, 21 verbijzondert dit met details over de schepping van Adam en Eva.
6. Kayotzei bo mikamom acher (‘overeenkomst genomen uit een andere passage’); twee passages schijnen met elkaar in tegenspraak, tot ze vergeleken worden met een derde.
7. Davar ha-nilmad me-inyano (‘verklaring verkregen vanuit de context’). Een groot deel van het onderwijs van Paulus is onbegrijpelijk of wordt dratisch verkeerd geïnterpreteerd, tenzij de algehele samenhang wordt bekeken. Zo is het onmogelijk, dat Paulus in Rom. 14 alle voedselwetten ongeldig verklaart.
Als we de context, de samenhang van een tekst negeren, maken we het Woord van God waardeloos, omdat we het dan kunnen verdraaien en het van alles kunnen laten zeggen.

Geen opmerkingen: