donderdag 25 augustus 2011

Eindconclusies van dit studieverlof

Twee dingen zijn bij mij persoonlijk enorm blijven ‘haken’:

(1) de woorden van Peter J. Tomson die reeds te lezen staan op de achterkaft van zijn boek ‘Als dit uit de hemel is…’:
Ongeveer 2000 jaar geleden ontstond in het Joodse land een beweging die opriep tot ommekeer omdat het Koninkrijk van God ophanden zou zijn. De leider hiervan, Yeshua uit Nazaret, werd door zijn volgelingen als de Messias gezien. Zij zetten zijn prediking voort, ook onder niet-Joden die sympathiseerden met het jodendom. Maar sociale en politieke spanningen dreven Joden en niet-joden uit elkaar. Drie eeuwen later was de Kerk in meerderheid anti-joods.
Eeuwenlang “christelijk” antisemitisme vormde een voedingsbodem voor de Sjoa. Maar leidde de heroriëntering na de Tweede Wereldoorlog werkelijk tot een christelijk geloof dat niet is gebaseerd op de ontkenning van het jodendom? Is de Kerk er – een uitzondering daargelaten – niet nog steeds blind voor dat haar Heilige Schrift puur Joods is?


De vraag stellen is haar beantwoorden. Ondanks de goede bedoelingen van een aantal theologen sinds de Tweede Wereldoorlog, is de Kerk er grotendeels nog steeds blind voor dat haar Heilige Schrift puur Joods is.

(2) de door Joseph Shulam herhaaldelijk aangehaalde woorden van Paulus in Romeinen 3:2: ‘Hun zijn de woorden van God toevertrouwd’.
Het ligt daarom voor de hand, dat wanneer we kijken naar de manier waarop het Joodse volk in haar geschiedenis de Schriften uitlegde, dit ons inzicht zal vergroten.
God heeft zijn Woord aan het Joodse volk toevertrouwd. De Heilige Schrift is door de Joodse wijzen de eeuwen door zorgvuldig bewaard en overgeleverd. De rabbijnen hebben de tekst bewaard en deze begrijpelijk en leesbaar gemaakt voor alle generaties.
De Farizeeën in Jeruzalem waren de eersten die zelf de teksten begonnen te bestuderen om zo de wil van God te leren kennen. Dat was revolutionair: de Bijbel is voor iedereen en niet alleen voor profeten en priesters; ieder mens kan proberen de wil van God te ontdekken door de tekst verstandelijk en logisch te analyseren.

De manier waarop iemand de Bijbel leest wordt voor een belangrijk deel bepaald door zijn culturele achtergrond en door de tijd waarin hij leeft. Zo leest een Jood de Bijbel vanuit zijn Joodse achtergrond anders dan een gelovige uit de heidenen; in grote delen van de ‘katholieke’ wereld vertrouwt men nog altijd op de priester die vertelt wat de wil van God is. Een ander deel van de volgelingen van Yeshua is beïnvloed door de Reformatie; net als de Farizeeën van twintig eeuwen geleden, bestuderen zij zelf de Schriften om zo de wil van God te leren kennen; dat was in beide gevallen revolutionair.

In de geschriften van Lukas worden de Farizeeën veel positiever afgeschilderd dan in de andere evangeliën). In het evangelie zijn het in het bijzonder de Sadduceeën die Jezus weg willen hebben; in Handelingen zijn het met name de Sadduceeën die problemen hebben met de verkondiging van de apostelen.
De wijze van discussiëren in de evangeliën is in het Jodendom heel normaal. Dat Jezus met Farizeese schriftgeleerden debatteert, is een teken dat Hij theologisch met hen verwant is. Al blijven sommigen van hen in zijn ogen geestelijk en moreel ver onder de maat, zegt Hij in Mt. 23:2 heel duidelijk: ‘De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar’.

Paulus benadrukt graag, dat hij een Farizeeër is; hij gaat er prat op, dat hij aan de voeten van de grote Gamaliël heeft gezeten. Als Paulus na zijn arrestatie in Jeruzalem toestemming krijgt om het volk toe te spreken, besluit hij de Farizeeën en de Sadduceeën tegen elkaar uit te spelen, en met succes: ‘Broeders, ik ben een Farizeeër uit een geslacht van Farizeeën, en ik sta hier terecht omwille van de verwachting dat de doden zullen opstaan!’ Een aantal Schriftgeleerden uit de Farizeeën pleit daarop voor Paulus’ vrijlating!
In zijn verdediging ten overstaan van Felix zegt Paulus: ‘Wel wil ik hier verklaren dat ik overeenkomstig de Weg, die zij een sekte noemen, de God van onze voorouders dien en dat ik geloof in alles wat in de Wet en de Profeten geschreven staat; en evenals mijn aanklagers hoop en verwacht ik dat God zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen uit de dood zal doen opstaan’ (vs 14v). In Paulus’ beschrijving is ‘de Weg’ voluit Farizees!

Farizeeën hebben in de christelijke traditie een slechte naam. In onze taal is ‘Farizeeër’ een synoniem voor huichelaar. Dit berust op een pijnlijk misverstand.
Op grond van het voorgaande pleit ik voor een algehele rehabilitatie van de Farizeeën!

Geen opmerkingen: