dinsdag 31 mei 2011

Een eigen identiteit

Waarom hebben Messiasbelijdende Joden behoefte aan een eigen identiteit?
Waarom wordt gestreefd naar een Joodse expressie van het Evangelie? Welke motivaties spelen hierbij een rol?

Een Historische motivatie
Aanvankelijk was de Joodse expressie van het Evangelie toonaangevend. Later werd zij door de heidense meerderheidskerk naar de zijlijn geduwd en zelfs verboden. Hun identiteit is hen ontnomen en die fout willen zij rechtzetten.

Een Sociale motivatie
Het teruggrijpen op de Joodse cultuur is een reactie op de druk tot assimilatie. Dit terugvallen op het sociale en culturele erfgoed is een reflex van een bedreigde minderheid. Deze reflex speelt vooral in de diaspora en is in Israël veel minder nodig.

Een Pedagogische motivatie
De Joodse tradities functioneren net als bij alle Joden als drager van de waarden en normen van het volk. ‘Gij zult het uw kinderen inprenten.’

Een Missionaire motivatie
Het Evangelie wordt in de Joodse context geplaatst als een boodschap voor de volksgenoten. Dergelijke contextualisering komt in de hele zendingswereld voor.

Een Geestelijke motivatie
Alle tot nu toe genoemde motivaties zijn gericht op mensen, maar deze is op God gericht. De Joodse traditie is een instrument om dichter tot God te naderen.

Een Theologische motivatie
Men kiest bewust voor een Joodse levensstijl om de blijvende roeping van het Joodse volk te onderstrepen. Zijn rol is met de komst van Jezus niet uitgespeeld: ze zijn nog steeds geroepen om ‘een licht voor de volken’ te zijn; nu men Hem heeft leren kennen die ‘het Licht der wereld’ is, krijgt dit alleen maar een diepere dimensie.

Een Restauratieve motivatie
Door middel van een Joodse levenswijze wil men de hele Christelijke gemeente er bij bepalen dat zij gedragen wordt door de wortel (Rom. 11). Men ziet voor zichzelf een tweeledige opdracht: Joden helpen te begrijpen dat Jezus hun Messias is en christenen helpen te begrijpen wat hun wortels zijn.

maandag 30 mei 2011

Huidige stand van zaken

Het aantal Joodse gelovigen in de wereld is zeer moeilijk te tellen, omdat waarschijnlijk de meerderheid deel uitmaakt van traditionele kerkgenootschappen en die registreren uiteraard niet de eventuele Joodse afstamming van leden. Wie tel je mee? De schattingen lopen wereldwijd uiteen van 100.000 – 300.000!
Er zijn joodse gelovigen die volledig geassimileerd zijn in de christelijke kerken; er zijn er die zich zeer wel bewust zijn van hun Joodse identiteit maar desalniettemin loyaal blijven aan de kerk; er zijn er die hun Joodse identiteit sterk benadrukken en een eigen plaats wensen binnen de kerk; en er zijn Messiaanse gelovigen die zich in de eerste plaats als Joods beschouwen en het christendom als een andere godsdienst beschouwen.
Onafhankelijke messiaanse gemeenten zijn wereldwijd een kleine minderheid (10-15%), maar in Israël is dat precies andersom.

Identiteit
Wat is de Messiaans-joodse identiteit? Voor de Joodse gelovigen zelf is die geen probleem, maar voor de meeste Joden en voor veel christenen wel. Zowel Joden als christenen hebben de neiging het individu voor de keus te stellen: je hoort bij het een of bij het ander. En dat is nu precies wat de meeste Messiasbelijdende Joden niet willen.
De Joodse identiteit bestaat uit de natuurlijke afkomst plus het sociale en geestelijke erfgoed van het Joodse volk zoals dat in de geschiedenis gestalte heeft gekregen. Voor Israëlische rabbijnen en tot voor kort Israëlische rechters (dit in verband met de wet op de Terugkeer) zijn wie in Jezus geloven geen Joden meer, omdat zij met hun afkomst gebroken zouden hebben. Het is voor Messiasbelijdende Joden een groot verdriet dat zij buitengesloten worden, ondanks hun onmiskenbare Joodse leefwijze en hun geloof, terwijl atheïsten of geseculariseerde Joden nog wel tot het volk gerekend worden.
Voor Messiasbelijdende Joden doet hun geloof in Jezus niets af aan hun afkomst en erfgoed. Hun argumentatie is simpel: de apostelen en de Joodse gelovigen in de eerste gemeenten hebben hun band met hun volk niet opgegeven, waarom zouden wij dat dan wel moeten doen? Het Nieuwe Testament is niet alleen maatgevend voor hun behoud en hun geloofsleven, maar ook voor hun Joodse leefwijze. Vooral het boek Handelingen speelt een grote rol. Daar lezen we in 21:20 over talloze (het Griekse ‘myriade’ betekent ‘tienduizendtal’ of ‘ontelbaar’ en níet: ‘duizend’) Joden die het geloof hebben aanvaard en vol overtuiging leven volgens de Tora.

Jaren zestig

In de jaren zestig kreeg de messiaanse beweging een onverwachte wending. In die roerige jaren van protestbewegingen en drugs ontstond in de hippie-beweging op de stranden van Californië en aan de Amerikaanse universiteiten een Jesus-movement van jongeren die het in de traditionele kerken niet konden vinden. Deze beweging waaierde uit over de hele wereld. Zij had ook een opvallende aantrekkingskracht op Joodse jongeren die het in het traditionele Jodendom niet konden vinden. Met deze toestroom van nieuwe gelovigen kreeg de messiasbelijdende beweging in Amerika, het land met de grootste Joodse gemeenschap, een nieuwe dynamiek. Grote nadruk werd gelegd op het Joodse karakter van het geloof in Jezus en herwaardering van de Joodse wortels.
In 1974 werd de beweging ‘Jews for Jesus’ opgericht. Deze sterk evangeliserende beweging breidde sterk uit en kreeg veel aandacht en kritiek van Joodse en van officiële kerkelijke zijde. Nieuwe gemeenten werden gesticht, boeken kwamen uit en nieuwe liederen werden geschreven.

Intussen in Israël
In andere landen gebeurt hetzelfde, zij het op kleinere schaal; Joodse jongeren komen in aanraking met de Jezusbeweging, evangelisatie krijgt een nieuwe impuls, en er worden messiasbelijdende gemeenten gesticht.
Een geval apart is Israël. Voor ze Palestina verlieten, riepen de Britten de messiasbelijdende Joden op het land te verlaten, om twee redenen: de Arabieren zouden hen bestrijden omdat ze Joden waren en de Joodse staat zou hen niet als Joden erkennen vanwege hun geloof. Slechts enkele tientallen bleven na 1948 in het land over. Zij opereerden veelal in het geheim. Onder Israëli’s was een grote weerzin tegen het christendom.
Vanaf het magische jaar 1967 kwam er een opleving, door verschillende factoren:
- er wisten meer messiasbelijdende Joden het land binnen te komen
- na de Zesdaagse Oorlog waren Israëli’s meer in staat om naar het buitenland te reizen en met andere culturen in aanraking te komen
- er kwam meer vrijmoedigheid om naar buiten treden omdat mesjichim aandacht in de media kregen
- gemeenten die tot buitenlandse kerkgenootschappen behoorden verzelfstandigden zich tot Hebreeuws sprekende, autochtone gemeenten

De beweging groeide in Israël van hooguit 100 in 1948 tot zeker 4000 rond de eeuwwisseling. Daarnaast zijn er enkele honderden ‘Hebreeuwse katholieken’ die hun Joodse identiteit niet verloochenen en strijden voor een erkende plek binnen de Kerk.

vrijdag 27 mei 2011

Tijdens en na de Sjoa

De pioniers hebben de weg gebaand. Maar voor hun werk werkelijk vruchten ging afwerpen, kwam de Sjoa. Vóór de Tweede Wereldoorlog waren in Europa (met name in Oost-Europa) tienduizenden Joden tot geloof in de Messias gekomen. Daar is na de oorlog maar heel weinig van over. De nazi’s en hun handlangers hebben ook onder hen vreselijk huisgehouden. Daarover is niet veel gedocumenteerd. Met de dood voor ogen hebben zij vaak vrijmoedig hun geloof beleden. Volgens een overlevende uit Theresienstadt was 10% van de Joden daar christen.

Joodse christenen hebben zich tijdens de oorlog volop ingezet om volksgenoten te redden van de nazi’s. Dit leidde tot grote openheid en diverse bekeringen; ook kwamen er Joden tot geloof in de Messias door het getuigenis van niet-joodse christenen die hen hulp boden. Daar wordt vaak laatdunkend over gesproken, alsof men van de zwakke positie van Joden misbruik gemaakt zou hebben. Achteraf valt daar moeilijk een oordeel over te vellen; er zullen ook bekeringen uit oprechte overtuiging geweest zijn.
De overlevenden zijn voor het merendeel naar Israël en Amerika geëmigreerd, omdat ze vanwege het voortlevende antisemitisme in Europa en ook in de Joodse gemeenschap niet geaccepteerd werden.

Na de Sjoa stagneerde de ontwikkeling van het Joodse christendom.
In Oost-Europa grepen de communisten de macht en onderdrukten alles wat met het evangelie (en andere religie) te maken had. De meeste Joden kozen uit lijfsbehoud voor assimilatie.
In Europa, maar ook in Amerika en in Israël gingen de allianties van Hebreeuwse Christenen als een kaarsje uit; ze vergrijsden. Messiasbelijdende Joden assimileerden in bestaande kerken. En de grote kerkgenootschappen verloren na de Sjoa uit zelfkritiek iedere interesse in zending onder de Joden. De meeste christenen vonden dat ze hun recht van spreken verloren hadden.

woensdag 25 mei 2011

Pioniers

In de 19e en 20e Eeuw zijn er regelmatig Joden die zijn gaan geloven, dat Jezus de Messias is; maar in de meeste gevallen is er geen sprake van, dat ze zich tot het christendom willen bekeren. Ze willen Messiasbelijdende Joodse gemeenten stichten, in Engeland, in Amerika, in Moldavië; soms met veel succes. In het Mandaatgebied Palestina zijn er die de oorspronkelijke gemeente willen herstellen; in 1849 wordt in de Oude Stad Christ Church gesticht: een initiatief vanuit de evangelicale vleugel van de Anglicaanse Kerk ten behoeve van het Joodse volk dat terugkeert naar het land van de vaderen.
In veel gevallen is de tijd er nog niet rijp voor en worden ze tegengewerkt door kerken, die willen dat ze opgaan in bestaande denominaties.

Naast (1) de zending, (2) de ‘hebreeuwse christenen’ en (3) ‘Joods-christelijke gemeenten’ zijn er ook nog (4) enkele ‘pioniers’ die met hun geloof in de Messias geheel op het Joodse erf wilden blijven; wat zij wilden was Jezus als het ware terugbrengen bij zijn eigen volk.

Ignatz (Isaäc) Lichtenstein (1824-1909) was een orthodoxe rabbi in Hongarije, die op grond van de levenswandel van naamchristenen om hem heen meende, dat Jezus een aartsvijand van het Jodendom was, maar toen hij in contact kwam met Schotse evangelisten zijn mening moest herzien. Hij meende in het Nieuwe Testament ‘het ware Jodendom’ te hebben gevonden en ging in de synagoge verkondigen dat hij de Messias had gevonden. Zowel christenen als Joden vonden, dat hij zich moest laten dopen en zich openlijk tot het christendom bekennen, maar dat weigerde hij, want hij wilde niet toetreden tot de Kerk, maar bij de synagoge blijven. Dit heeft hij twaalf jaar volgehouden en hij is nog jaren als rabbijn blijven functioneren. Uiteindelijk heeft hij kort voor zijn dood op 84-jarige leeftijd in een mikwe (ritueel bad) zichzelf gedoopt.

Daniel Zion (1900-1979) werd geboren in Tessalonica. Hij gaf gehoor aan een oproep van de Bulgaars-Joodse gemeenschap die dringend behoefte had aan rabbijnen en bracht het daar tot opperrabbijn. Toen tot drie keer toe Jezus hem in een visioen verscheen wisten hij noch andere rabbijnen daar raad mee. Een grieks-orthodoxe geestelijke adviseerde hem de Kerk te vergeten, maar zich wel op Jezus te focussen. Dat heeft hij gedaan, maar hij stond als rabbijn zo hoog in aanzien, dat niemand in de Joodse gemeenschap hem openlijk bekritiseerde.
De koning van Bulgarije was een bondgenoot van Hitler. In 1943 kwamen deportaties op gang. Zion schreef een brief aan de koning, dat Jezus hem waarschuwde de rest van de Joden niet aan de nazi’s uit te leveren; daardoor bleven ze gespaard. Na de oorlog werd Zion weer gewoon opperrabbijn over het overblijfsel van de Joodse gemeenschap; in 1949 maakte dit overblijfsel in z’n geheel aliya, hieronder ook de familie Shulam.
In Israël moest Zion zich in 1954 voor de rabbijnse rechtbank voor zijn geloof verantwoorden en werd hem zijn rabbijnstitel ontnomen. De Bulgaarse Joden bleven hem echter trouw.
Als opperrabbijn van Bulgarije die velen uit handen van de nazi’s had gered, was hij de eerste Messiaanse Jood die een staatsbegrafenis kreeg.

Mosje Immanuel Ben-Meir (1905-1978) groeide op in de charedische (ultraorthodoxe) gemeenschap in de Oude Stad van Jeruzalem. Op jonge leeftijd vond hij op straat een traktaatje en leerde Jezus kennen als de Messias. Van 1921-1925 was hij betrokken bij een mislukte poging om in Jeruzalem een onafhankelijke messiasbelijdende Joodse gemeente op te richten, met de bedoeling de oorspronkelijke gemeente uit het Nieuwe Testament te herstellen.
Hij vertegenwoordigt eigenlijk alle vier de genoemde groepen: zending, ‘Hebreeuwse christenen’, ‘Joods-christelijke gemeenten’ en ‘pioniers’. Onvermoeibaar was hij in de weer om in Palestina onafhankelijke gemeenschappen te stichten, maar de ene na de andere poging mislukte. Vlak voor zij zich uit het land terugtrokken, boden de Britten alle messiasbelijdende Joden de kans het land te verlaten en zich elders te vestigen, maar hij was een van degenen die weigerde mee te gaan. Steeds meer greep hij terug op zijn oorspronkelijke geloof en traditie, kleedde zich, leefde en handelde als een charedi en vond uiteindelijk onderdak in de in 1970 door Joseph Shulam opgerichte gemeenschap Netivyah, waar hij gehoor vond voor zijn poging het geloof in de Messias gestalte te geven in een volledig Joodse context.

"Hebreeuwse christenen" - eigen plek in de Kerk

Toen ik er tien dagen studieverlof op had zitten, onderbrak ik het een aantal dagen voor een begrafenis. Gisteren pakte ik in de loop van de dag de draad weer op.

We waren gebleven bij de "Hebreeuwse christenen", vanaf het midden van de 19e Eeuw. Hun streven was een eigen plaats binnen de Kerk met behoud van de Joodse identiteit. Deze staken zij niet onder stoelen of banken; ze legden veel nadruk op de profetie en Gods blijvende plan met zijn volk; voorts hielden zij zich bezig met typisch Joodse aangelegenheden, zoals strijd tegen antisemitisme en steun aan het zionisme. Verder zetten zij zich in de voor de verkondiging van het Evangelie onder Israël. Tenslotte hielden zij ook eigen bijeenkomsten waarin ze de Seideravond en andere Bijbelse feesten vierden, niet om zich van de Kerk af te zonderen maar om “bij te tanken”.
Vandaag de dag is dat allemaal niet erg indrukwekkend, maar van de helft van de 19e tot de helft van de 20e Eeuw was dat al heel wat, want in de Kerk was er sinds de eerste eeuwen nooit een eigen plek voor Joodse gelovigen geweest.

Andere messiasbelijdende Joden wilden toch een stap verder gaan, omdat de druk tot assimilatie groot bleek. Zij pleitten voor de vorming van afzonderlijke Joods-christelijke gemeenten. De eerste poging daartoe werd reeds in het midden van de 19e Eeuw ondernomen.

maandag 16 mei 2011

Bestemming

Het boek ‘Messianic Judaism - A Modern Movement with an Ancient Past' is een geheel herziene bewerking van Messianic Jewish Manifesto, waar David H. Stern 30 jaar geleden reeds aan werkte. De intussen 75-jarige auteur mag zeker gezien worden als een van de leidende figuren in de Messiaans-joodse beweging.

Uit het eerste hoofdstuk van dit boek:
Het Messiaans jodendom is zich zeer bewust van en voelt zich erg verantwoordelijk voor de taak, het doel waarvoor het Joodse volk voor bestaat (volgens Jesaja 49:6): om een licht te zijn voor de heidenen.
Stern poneert de stelling, dat zonder het messiaanse jodendom nog het Joodse volk noch de Kerk tot hun bestemming kan komen. Dit idee is niet nieuw; het is 20 eeuwen oud, maar heeft lang een slapend bestaan geleid. De laatste decennia echter heeft een unieke combinatie van maatschappelijke, historische, politieke en geestelijke factoren nieuw leven gebracht in de Messiaans-joodse beweging.
De schattingen van het aantal Messiasbelijdende Joden loopt nogal uiteen, maar de grootste gemene deler is: enkele tienduizenden in de V.S. en enkele duizenden in Israël. Aan hen is volgens de auteur de niet geringe taak om verzoening en genezing te brengen in het ernstigste schisma uit de wereldgeschiedenis: dat tussen christenen en joden.

Doelen van zijn boek:
- versterken van de persoonlijke toewijding aan God en zijn Messias
- verhelderen van de Messiaans-joodse identiteit
- suggesties doen voor het opbouwen van de Messiaans-joodse gemeenschap
- presenteren van het Evangelie aan Joden op een Joodse manier
- het bewustzijn vergroten dat het Nieuwtestamentische geloof Joods is
- vergemakkelijken van de tolerantie t.a.v. en de bemoediging van de Messiaans-
joodse gemeenschap door niet-joodse christenen, niet-Messiaanse Joden en de rest
van de wereld

Dat zijn voorwaar immense uitdagingen. Maat dit alles is volgens de auteur mogelijk, omdat het Messiaanse jodendom het Bijbels gezien bij het rechte eind heeft en omdat bij God alle dingen mogelijk zijn.

Messiaanse beweging

De beweging zoals we die nu kennen doet vooral vanaf 1967 van zich spreken. 1967 is het jaar waarin de Oude stad van Jeruzalem voor het eerst in 20 eeuwen onder Joods bestuur kwam. Dat doet velen denken aan de profetie van Jezus (Lk. 21:24), dat ‘Jeruzalem vertrapt zal worden door heidenen, totdat de tijd van de heidenen vervuld is.’ Het is verleidelijk n.a.v. dit teken van de Eindtijd de Messiaanse Beweging als iets nieuws te zien. Maar veeleer is er sprake van een opleving in een proces dat al langer bezig was.
Altijd zijn er Joden geweest die geloofden dat Jezus de Messias was, maar in het algemeen was het christendom toch de grote vijand van het jodendom. Het christendom beheerste de maatschappij en Joden waren op z’n best tweederangs burgers.
In de tijd van de Franse Revolutie kregen Joden gelijke burgerrechten: zij mochten zich vrij verplaatsen en vestigen en kregen toegang tot alle sectoren van de samenleving. In de loop van de 19e Eeuw gaan steeds meer landen in Europa hiertoe over.
Hoe moest men in deze veranderende omstandigheden, zonder het isolement van het getto, inhoud geven aan de Joodse identiteit?
Sommigen hielden vast aan het orthodoxe rabbijnse Jodendom; anderen gingen helemaal op in de omringende cultuur en waren hiervan nauwelijks meer te onderscheiden (assimilatie). De meesten kozen voor een tussenweg en er ontstonden allerlei nieuwe stromingen, die de religie veelal tot een privézaak maakten.
Een andere respons was meer politiek van aard: het zionisme, dat het streven naar een nationaal volksbestaan in het land van de vaderen zag als het enige antwoord op de immer aanwezige dreiging van Jodenhaat.

Vóór de emancipatie probeerde de Kerk Joden tot bekering te dwingen. ‘Bekeerde Joden’ werden vervolgens door zowel Joden als christenen gewantrouwd. Wonderlijk genoeg, nam ná de emancipatie de vrije interesse voor het christelijk geloof juist toe! In de tijd van de emancipatie ontstond een nieuwe vorm van zending onder Joden, dit keer vanuit het protestantisme, en niet uit dwang maar uit liefde. Piëtisten en Puriteinen geloofden in de profetie en in een blijvende plaats van het Joodse volk in Gods heilsplan. Deze nieuwe zending had haar basis in Engeland (‘Hebrew christians’), maar verspreidde zich over geheel Europa. Ze behelsde een herwaardering van het Jood-zijn in plaats van dit af te keuren. Dit droeg bij aan hun succes. Naar schatting gingen in Europa in de 19e Eeuw meer dan 200.000 Joden in Jezus geloven. Later zijn die moeilijk terug te vinden; velen zijn door de kerken meestal toch geassimileerd (en 'het ontbrekende kan niet geteld worden', Prediker 1:15); verder werden veel ‘niet-arische christenen’ door de nazi’s uitgeroeid.

vrijdag 13 mei 2011

Hermeneutiek volgens Joseph Shulam

De Bijbel is een verzameling eeuwenoude geschriften, tot stand gekomen gedurende een periode van meer dan duizend jaar, door schrijvers die in totaal verschillende omstandigheden leefden; voor een hedendaags lezer niet zomaar te begrijpen.
Om de Bijbel te begrijpen is de wetenschap van de hermeneutiek ontwikkeld, zowel in het christendom als in het jodendom.
Het Nieuwe Testament werd vrijwel uitsluitend geschreven door Joden, die leefden en dachten in een Joodse context; het geeft ideeën en denkbeelden weer van Joden in de 1e Eeuw. Met het oog op het juiste verstaan van de Bijbel, is het van groot belang om oog te hebben voor de cultuur en context waarin hij geschreven werd, maar het is ook wijs om aandachtig te kijken naar de manier waarop Joden de eeuwen door de Bijbel uitlegden. Immers: ‘In de eerste plaats zijn het de Joden aan wie God zijn woord heeft toevertrouwd’ (Rom. 3:2).

Volgens de Anchor Bible Dictionary is de hermeneutiek ‘de kunst van het begrijpen’. Ze moet ‘voorwaarden scheppen die het begrijpen mogelijk maken’.
Elke keer dat we woorden lezen die iemand anders schreef, moeten we ze ‘vertalen’ om hun betekenis te verstaan. Goed uitlegmethoden zijn nodig om de betekenis te begrijpen die zo dicht mogelijk bij de bedoeling van de auteur staat. Bij de Bijbel is dit nog complexer dan bij andere teksten omdat geprobeerd moet worden de bedoeling van God en die van de menselijke auteur te onderscheiden en de tekst toe te passen in het leven van de gelovige.
De manier waarop iemand de Bijbel leest wordt voor een belangrijk deel bepaald door zijn culturele achtergrond en door de tijd waarin hij leeft. Zo leest een Jood de Bijbel anders dan een gelovige uit de heidenen; in grote delen van de ‘katholieke’ wereld vertrouwt men nog altijd op de priester die vertelt wat de wil van God is. Een ander deel van de volgelingen van Yeshua is beïnvloed door de Reformatie; net als de Farizeeën van twintig eeuwen geleden, bestuderen zij zelf de Schriften om zo de wil van God te leren kennen; dat was in beide gevallen revolutionair.

Wat ook de oorsprong van een tekst is, elke tekst heeft veel mogelijke interpretaties. Voorts heeft vrijwel iedere tekst een eenvoudige, voor de hand liggende betekenis, maar ook een verborgen betekenis die je tussen de regels door moet lezen.

Hoe ga ik verder?

Het “hoofdwerk” dat ik wil bestuderen tijdens dit studieverlof, ‘A commentary on the Jewish roots of Acts’ is niet leverbaar, het is nog steeds in herdruk. Maar niet getreurd: ik ga het volgende week lenen bij de Universiteitsbibliotheek!
Tot die tijd ga ik de Messiaanse Beweging verder bestuderen.

over Joseph Shulam
Joseph Baruch Shulam werd in 1946 geboren in Sofia, Bulgarije. In 1948 maakte zijn familie aliya en vestigde zich in Jeruzalem. In 1962 kwam hij tot geloof in Yeshua de Messias.
Aan de Hebrew University studeerde hij Bijbel en Archeologie. Vervolgens studeerde hij aan David Lipscomb College in Nashville, Tennessee, scheikunde en Bijbelwetenschappen. Terug in Israël raakte hij betrokken bij de Messiaanse Beweging. Aan de Hebrew University studeerde hij Geschiedenis van het Joodse denken in de periode van de Tweede Tempel; en van 1972-1975 Rabbinica en Joods Denken aan de Diaspora Yeshiva op Mount Zion.
Hij is nu leider van het Bijbelstudiecentrum Netivyah in Jeruzalem, een door de Israëlische regering erkende organisatie, door Shulam opgericht om een brug te slaan tussen Joden en christenen, en om de Messiaanse Gemeenschap in Israël te voeden. Shulam is ook voorganger van de gemeente Roeh Israel. In de hele wereld verzorgt hij lezingen over onderwerpen als De Kerk van Jeruzalem in de 1e Eeuw en De Joodse wortels van het Nieuwe Testament.

Hoe de organisatie Netivyah zichzelf ziet, lezen we op hun website netivyah.org
Het Hebreeuwse woord netivyah betekent ‘De Weg van de HEER’. ‘De Weg’ is een van de namen waarmee de vroege Gemeente in het Nieuwe Testament wordt aangeduid.
Paulus zegt in zijn verdediging voor Felix (Hnd. 24:14): “Ik wil hier verklaren dat ik overeenkomstig de Weg, die zij een sekte noemen, de God van onze voorouders dien en dat ik geloof in alles wat in de Wet en de Profeten geschreven staat”
De Netivyah gemeenschap in Jeruzalem zegt: Als volgers van ‘De Weg’ geloven wij in de God van Israël, de God van Abraham, Izaäk en Jakob. Wij proberen trouw te zijn aan Gods Wet (Tora) en aan de rest van de Schrift – de Profeten en de Geschriften. Wij geloven dat de Messias, beloofd in Gods Woord is Yeshua, degene die ‘zijn volk redt van hun zonden’ (Mt. 1:21).
Ze beschouwt zichzelf als erfgenaam van de gemeente uit de 1e Eeuw. Haar voornaamste doelen: gelovigen toerusten om het Evangelie van de Messias aan Joden te presenteren en messiasbelijdende Joden de mogelijkheid bieden om te leven en te aanbidden op de manier van de gelovigen uit de 1e Eeuw. Ze tracht niet alleen de Joodse wortels van het Nieuwe Testament te herstellen en duidelijk te maken dat het Nieuwe Testament een Joods boek is, nauw verbonden met de Tenach, maar ook om een Bijbels verantwoorde houding tegenover Israël ten toon te spreiden ten einde Joden en heidenen te verzoenen en samen te brengen in één Lichaam. In de eerste gemeente bleven Joden Joods en niet-Joden bleven niet-Joods en zo aanbidden zij samen dezelfde Heer.

woensdag 11 mei 2011

De bedoeling van Handelingen

De schrijver wil verhalen hoe het Evangelie na Jezus’ Opstanding en hemelvaart door zijn getuigen verkondigd wordt, van Jeruzalem tot Rome, aan Joden en aan heidenen, overeenkomstig Jezus’ opdracht. Hij wil vertellen hoe de gemeente ontstaat, uit Joden en uit heidenen. Eerst worden mondjesmaat heidenen aan de gemeente toegevoegd: de Ethiopische eunuch, de romeinse centurio Cornelius.
De negatieve reactie van de Joden op het Evangelie aangaande Jezus krijgt veel aandacht; deze dwingt Paulus zich tot de heidenen te wenden, en met succes. In 11:26 wordt vervolgens de historische opmerking gemaakt, dat degenen die in Jezus geloven in Antiochië voor het eerst ‘christenen’ genoemd worden.
De tolerantie t.o.v. de gelovigen uit de heidenen zegeviert onder de Joodse volgelingen van Jezus, maar is niet onbegrensd. De vraag wordt acuut welke regels gelden voor gelovigen uit de heidenen. Op een vergadering in Jeruzalem wordt vastgesteld, dat de gelovigen uit de heidenen zich kunnen beperken tot het naleven van een aantal universele geboden, terwijl de Joodse gelovigen de hele Tora zullen onderhouden. Dit besluit is van centrale betekenis in het boek Handelingen.

Door zowel het eerste als het tweede boek van Lukas kan Theofilus de betrouwbaarheid erkennen van de dingen waarin hij onderricht is (Lk. 1:4). Handelingen is een legitiem vervolg op Lukas’ Evangelie, het is de bevestiging ervan.
De schrijver is niet alleen maar geschiedschrijver, ook verkondigt hij een boodschap, over de Heer die in zijn gemeente werkzaam is; zowel in zijn eerste als in zijn tweede boek is hij prediker van het Evangelie. In Handelingen komt dat vooral naar voren in de toespraken. Lukas laat in Handelingen zien, dat het heilswerk van God doorgaat. Dit wordt onderstreept met vele citaten uit de Hebreeuwse Bijbel (veelal uit de Griekse vertaling daarvan, de Septuaginta). De eerste christenen verwachtten een spoedige doorbraak van het Koninkrijk van God. Als Lukas Handelingen schrijft, geeft hij een beeld van de ‘tussentijd’, tussen Opstanding en Wederkomst: de tijd van de Kerk is ook weer heilstijd.
Lukas wil met zijn boeken christenen opbouwen en onderrichten en niet-christenen werven voor de Boodschap van het Evangelie.

Ook zou het nog heel goed kunnen, dat Lukas wil laten zien dat christenen niet staatsgevaarlijk zijn. De positieve rol van romeinse militairen in zijn werk zal Theofilus aan gesproken hebben. Er is wel gesuggereerd dat Lukas zijn boek geschreven heeft als een verdedigingsrede voor Paulus in zijn rechtszaak; dat zou verklaren waarom het geschrift eindigt met Paulus’ aankomst in Rome.
Lukas benadrukt zowel het eigen bestaansrecht van het nieuwe geloof als de continuïteit met het Jodendom. De door anderen gekozen optie om het Christendom vrij te pleiten door het Jodendom zwart te maken wijst hij af.

De compositie van Handelingen

(1) De gebeurtenissen spelen zich af op een weg van Jeruzalem – waar Jezus stierf en opstond – naar Rome, de wereldhoofdstad. Route: Jeruzalem - Judea - Samaria - "einde van de aarde"
(2) De verkondiging is voortdurend gericht op de mensen die ver van God zijn:
Samaritanen; eunuch uit Ethiopië; Cornelius; de mensen in Antiochië;
Paulus wendt zich steeds eerst tot de Joden maar hun reactie is merendeels afwijzend; naar Klein-Azië; Macedonië en Achaje; Malta en Rome. Het Evangelie gaat steeds meer naar de heidenen, al heeft een deel van Israël Jezus wel als de Messias geaccepteerd.
(3) Lukas schildert afwisselend lichte en donkere kleuren:
- Sterke gemeenschap in Jeruzalem; duizenden komen tot geloof;
- vervolging in Jeruzalem, Damascus, Asia
- interne spanningen: Ananias en Saffira; hellenisten en Hebreeën; christenen uit de Joden en uit de heidenen; tussen Paulus en Barnabas over Markus
(4) Toespraken beslaan ca. 30% van het geschrift:
- van Petrus, Paulus, Stefanus en Jakobus
- van Gamaliël, Demetrius, Tertullus en Festus
(5) Lukas is gewoon tussen gebeurtenissen of toespraken door in een paar woorden de situatie van de gemeente te beschrijven, als overgang naar de volgende gebeurtenis.
(6) Het eerste deel van Handelingen (1-12) beschrijft de weg van het Evangelie van Jeruzalem tot Antiochië, het tweede deel over de weg van Antiochië tot Rome. In het eerste deel is met name Petrus de centrale figuur, in het tweede deel Paulus. Tussen het optreden van Petrus en dat van Paulus bestaat grote overeenkomst: beide genezen een verlamde (3 en 14), hebben een bijzondere uitwerking op zieken (5 en 19), worden geconfronteerd met een tovenaar (8 en 13), wekken een dode op (9 en 20), worden wonderbaarlijk uit de gevangenis bevrijd (12 en 16) en houden veel toespraken.

Lukas is een kunstenaar die zijn werk zeer goed componeerde.

dinsdag 10 mei 2011

Wie is Lukas?

Het boek Handelingen vermeldt geen naam van een auteur. Ook het derde Evangelie, dat onmiskenbaar van dezelfde schrijver is, verschaft hierover geen informatie.
De samenhang van deze twee geschriften wordt formeel tot uiting gebracht in de prologen waarin beide boeken volgens hellenistische gewoonte aan de lezer worden gepresenteerd.
De auteur betoont zich een bedreven stilist in de Griekse taal en verklaart tevens hoe zorgvuldig hij te werk is gegaan. De Theofilus aan wie beide geschriften worden opgedragen is verder onbekend. Hij wordt aangesproken als een hoogwaardigheidsbekleder (zoiets als: excellentie); blijkbaar is deze man met het Evangelie in aanraking gekomen en vindt de auteur het noodzakelijk om hem van betrouwbare en stilistisch verantwoorde schriftelijke informatie te voorzien.

In de Canon muratori, een lijst van rond het jaar 200 die aangeeft welke geschriften door de Kerk als gezaghebbend worden beschouwd, wordt gedacht aan Lukas, ‘de geliefde arts’ (Kol. 4:14), een medewerker van Paulus.
Ongeveer een eeuw later noemt Eusebius (Historia Ecclesiastica) ook Lukas de arts als de auteur van beide geschriften en hij vermeldt erbij, dat deze uit Antiochië afkomstig is. Hiervoor pleit de tekstvariant van Codex Bezae (D) in 11:28, waar van een samenkomst in Antiochië gezegd wordt: ‘toen wij samengekomen waren’. Dat veronderstelt de aanwezigheid van de auteur bij deze samenkomst in Antiochië. In andere handschriften spreekt de schrijver in de wij-vorm vanaf 16:10.
Volgens veel latere tradities is Lukas een heiden, een niet-Jood. Dit is in overeenstemming met de groetenlijst in Kolossenzen 4, waar in vers 10v gezegd wordt dat Aristarchus, Markus en Jezus Justus op dat moment de enige Joodse medewerkers van Paulus zijn; daarna worden Epafras, Lukas en Demas vermeld, die dus kennelijk geen Joden zijn. In dat geval is Lukas de enige niet-Joodse schrijver van het Nieuwe Testament.

Opvallende kenmerken in de twee geschriften van Lukas:
(1) de positieve houding ten opzichte van het Jodendom en de Tora (nadruk op de wetsgetrouwheid van alle personages in Lukas 1 en 2; verder worden de Farizeeërs veel positiever afgeschilderd dan in de andere evangeliën). Nadrukkelijk worden Jezus en zijn discipelen en ook Paulus getekend als wetsgetrouw.
(2) de aandacht voor de rol van godvrezende niet-Joden zoals de anonieme centurio in Lk. 7 en de centurio Cornelius in Hnd. 10; en een derde centurio, de bevelvoerder tijdens de kruisiging komt met een opvallend getuigenis aangaande Jezus: ‘Waarlijk, deze man was rechtvaardig’ (Lk. 23:47).
Jezus heeft dan ook gezegd, dat de verkondiging vanuit Jeruzalem zal uitgaan naar de heidenen (Lk. 24:47v) en dat de apostelen zijn getuigen zullen zijn in Jeruzalem, Judea en Samaria, en "tot het einde van de aarde" (Hnd. 1:8), in die volgorde. Rode draad in het boek Handelingen is de verkondiging van het Evangelie aan alle volken, vanuit Jeruzalem.

Kortom: hoofdthema’s in het tweeluik van Lukas zijn de positieve betekenis van de Tora (en het genuanceerde beeld van de Farizeeën) plus een respectvol samenleven van Joodse en niet-Joodse gelovigen.

Verborgen schatten

In de Introductie voorin het boek ‘Verborgen schatten – de Joodse manier van uitleg van de Schriften in de Eerste eeuw’ van Joseph Shulam lees ik:

Wie de bloeiende wereldstad Jeruzalem ziet en alleen naar het Jeruzalem van vandaag kijkt(…) en geen oog heeft voor de historische, religieuze, culturele en profetische achtergrond, mist de essentie van de verlossing.
Wie op dezelfde manier de Bijbel leest en genoegen neemt met alleen de traditioneel-christelijk theologische opvatting, mist de wortel en de essentie van Gods openbaring in de Schriften. De traditionele manier waarop christenen de Bijbel hebben uitgelegd heeft scheiding en sektarisme tot gevolg gehad.
(…)
Het eerste gedeelte van het boek is een kennismaking betreffende hermeneutiek en bijbelse uitleg. Het verklaart hoe de Joodse interpretatie ons helpt om de nieuwtestamentische tekst beter te begrijpen.
(…)
Dit boek zal de lezer voorzien van nuttige gereedschappen voor persoonlijke studie, academische inspanningen en bijbelexegese. De lezer zal veel voorbeelden vinden hoe de nieuwtestamentische auteurs traditionele Joodse exegesemethoden gebruikten om hun betoog te verklaren vanuit de Torah, de profeten en de psalmen.
(…)
Veel problemen die christelijke theologen tegenkomen, worden opgelost wanneer het Nieuwe Testament gezien wordt als een Joods boek.

Dat belooft veel!

maandag 9 mei 2011

Door welke bril lees ik?

Naar aanleiding van de Inleiding van het boek
‘Als dit uit de hemel is… – Jezus en de schrijvers van het Nieuwe Testament in hun verhouding tot het Jodendom’ (van Peter J. Tomson)

Niemand leest zonder traditie of ‘canon’. Iedereen leest met een bepaald begrip vooraf. Volstrekte objectiviteit bestaat niet; lezen is altijd interpreteren. In de farizeese wijze van omgaan met de Schriften betekent dat altijd discussie: vergelijken van het gelezene met het begrip dat men vooraf had.

Christenen lezen de Heilige Schriften van Israël en hebben hun hoop gevestigd op de God van Israël. Het essentiële verschil is de belijdenis van Jezus als de Messias.
Dit was in eerste instantie een intern Joods twistpunt, zoals we kunnen lezen in het boek Handelingen. Toch schrijft aan het eind van de 1e Eeuw reeds Ignatius, bisschop van Antiochië, ‘dat het niet aangaat van Jezus Christus te spreken en joods te leven’ (Aan de Magnesiërs). De christelijke belijdenis betekent hier verwerping van het Jodendom; de verwantschap met de Joden wordt hier onderdrukt. Deze opstelling wordt later gemeengoed in de meerderheidskerk.
Dat het Nieuwe Testament zelf anti-Joodse tendensen heeft, wil er bij mij niet in. Wel is men al snel het Nieuwe Testament gaan lezen door een anti-Joodse bril.

‘Auschwitz’ betekent voor velen het morele bankroet van het Europese christendom. Dit houdt tegelijk een positieve mogelijkheid in: een nieuwe hervorming van ons denken; weer op zoek gaan naar de bronnen van het christendom.
Christenen staan te allen tijde voor de keuze: de meerderheid volgen op de weg ten dode of Jezus volgen en blijven bij zijn geloof in de God van Abraham, Izaäk en Jakob die de doden roept tot leven.

Ik ben mij er zeer van bewust, dat ook ik lees met een bepaalde bril. Mijn onderzoek tijdens dit studieverlof dient niet de literaire wetenschap. Ik wens niet mee te gaan in de historisch-kritische benadering van de Schriften; deze wetenschappelijke methode is niet opbouwend voor het geloof en draagt niet bij aan de verkondiging van de Waarheid.
Natuurlijk zijn er verschillen in het Nieuwe Testament. Markus en Johannes zijn niet eenstemmig en de brieven van Paulus en die van Jakobus leggen heel verschillende accenten. Maar de eenheid van de verkondigde boodschap overstijgt de verscheidenheid.
Met grote instemming heb ik gelezen over wat Tomson noemt ‘liturgisch lezen’: In de kerk en in de synagoge leest men de Schriften voor, beide ‘op gezette tijden’, zij het op verschillende tijden. In de liturgische meerstemmigheid klinken harmonieën die in het historisch lezen niet bestaan of niet toegestaan zijn.
Daarnaast heb ik in het kader van dit studieverlof aan een historische analyse geen enkele behoefte.

De hele Bijbel is Joods

Niet alleen wat christenen 'Oude Testament' noemen (de Hebreeuwse Bijbel) maar ook het Nieuwe Testament is een Joods boek. Alle auteurs van het Nieuwe Testament zijn Joods, met uitzondering waarschijnlijk van Lukas; maar dan was hij vermoedelijk toch een proseliet (oudere vertalingen noemen zo iemand een ‘Jodengenoot’), een heiden die zich tot het Jodendom bekeerd had.
Het tweede boek van Lukas, Handelingen der apostelen, beschrijft het ontstaan en de ontwikkeling van de vroegste Kerk. De eerste gelovigen in Messias Jezus waren uitsluitend Joden. Zij hebben hun Joodse identiteit bewaard; zij bleven bijvoorbeeld naar de Tempel gaan en vierden de Sabbat en de andere hoogtijdagen. In feite ontstond een crisis toen niet-joodse mensen zich bij hen wilden aansluiten. De Joodse gelovigen moesten beslissen of heidenen eigenlijk wel lid konden worden, en zo ja, op welke voorwaarden; het verslag van deze vergadering lezen we in Handelingen 15.

Paulus wijst in Romeinen 11 de gelovigen uit de heidenen erop, dat ze wilde takken zijn, geënt op de edele olijf; ze moeten daarom niet zichzelf verheffen, maar bescheiden zijn.
Na de verwoesting van Jeruzalem en doordat de meerderheid van het Joodse volk de Messias afwees, werd de Kerk steeds ‘heidenser’ van karakter.
Nog later heeft de Kerk bewust gebroken met haar Joodse wortels en is zij steeds meer anti-Joods geworden.
Wat zal er gebeuren met takken die niet verbonden zijn met de wortels? Die sterven af.
Voor het juiste verstaan van de Schrift is het van het grootste belang om het Joodse karakter van de Schriften te onderkennen. Mijn keuze voor een onderwerp voor dit studieverlof is ingegeven door de overtuiging, dat er alleen toekomst is voor de Kerk en dat zij alleen aan Gods bedoelingen beantwoordt, als zij terugkeert naar haar Joodse wortels. Het orthodoxe Jodendom zit hier niet op te wachten; maar zij weten dan ook niet dat wij zijn ‘geënt op de edele olijf’. We kunnen beter in de leer gaan bij ‘Messiasbelijdende Joden’.

Veel trouwe gelovigen lezen de Bijbel vooral uit plichtsbesef; Bijbellezen kan een sleur worden. Persoonlijk heb ik de ervaring, dat Bijbellezen weer spannend wordt en het geloof een nieuwe impuls krijgt, als de Bijbel gelezen wordt vanuit haar Joodse context. Er gaat een wereld voor je open!

Toelichting en verantwoording bij het onderwerp

Het gaat in dit studieverlof over Het juiste verstaan van de Schrift.
De Bijbel wordt op veel verschillende manieren wordt uitgelegd. Volgens sommige mensen kun je met de Bijbel dan ook werkelijk alle kanten op.
Dat laatste bestrijd ik. Bepaalde uitleggingen kùnnen eenvoudig niet; omdat ze onmogelijk zijn binnen het denkkader en het geloofskader van de Bijbelschrijvers; of omdat ze geen recht doen aan de tijd of de cultuur waarin de gebeurtenissen plaatsvonden.

In de studie theologie waren er twee verschillende vakken die betrekking hebben op de interpretatie van de Bijbeltekst: exegese en hermeneutiek.
Exegese is de wetenschap van de verklaring, uitleg. De exegese onderzoekt wat de schrijver destijds oorspronkelijk heeft bedoeld met de tekst.
Hermeneutiek is een vorm van filosofie. ‘Hermeneuse’ betekent: ‘vertolking’ (naar de Griekse godheid Hermes, de boodschapper van de goden). De hermeneutiek zoekt naar de betekenis van de tekst binnen de verstaanshorizont van de lezer hier en nu, maar zal daarbij recht doen aan de verstaanshorizont van de auteur.

Het bovenstaande zou eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn, maar moet toch gezegd worden. Elke uitlegger loopt het risico om de Bijbel voor z’n eigen karretje te spannen. Het gaat mis, wanneer iemand al een bepaalde theorie of mening heeft en vervolgens op zoek gaat naar een Bijbeltekst die moet bewijzen, dat hij gelijk heeft. Dat is de verkeerde volgorde. Men moet niet beginnen met de toepassing, maar met de tekst voor zichzelf te laten spreken.

Een Hebreeuwse of Griekse tekst uit een Oosterse cultuur van 20 tot 30 eeuwen geleden verstaanbaar maken voor West Europeanen uit de 21e eeuw is niet gemakkelijk en vanzelfsprekend. Wanneer we de Bijbeltekst lezen of horen en we denken dat we het meteen weten, dan luisteren we niet meer, maar laten we de Schrift buikspreken.

Als men bedenkt, dat deze bibliotheek in een proces van vele eeuwen en met medewerking van tientallen auteurs tot stand is gekomen, vertoont ze een opmerkelijke eenheid! De Kerk belijdt dat dit komt door goddelijke inspiratie.

Persoonlijk voel ik mij aangesproken door de ‘hermeneutische sleutel’ van J.H. Bavinck, dat het in de Bijbelse geschriften in al hun verscheidenheid gaat om de Ontmoeting tussen God en mens. Hoe verschillend de Bijbelse geschriften ook zijn, altijd gaat het daarin om de relatie tussen God en mens en tussen mens en medemens. En dat in het concrete geleefde leven met alle verrukking en verschrikking, die horen bij de condition humaine door alle tijden heen.

Klaar voor de start

Vandaag is dan echt de eerste dag van mijn studieverlof.
Het boek ‘A commentary on the Jewish roots of Acts’ heb ik nog niet in mijn bezit, want dat is nog niet leverbaar, maar wordt herdrukt. Maar mij is toegezegd dat ik het van iemand kan lenen.
Ik ga vandaag beginnen met bladeren in ‘Als dit uit de hemel is…' van Peter J. Tomson, ‘Verborgen schatten' van Joseph Shulam, en ‘Uit de Bijbel leren leven' van Pinchas Lapide.
Het boek van Tomson bespreekt de verhouding van Jezus en de schrijvers van het Nieuwe Testament in hun verhouding tot het Jodendom; ik ga vooral kijken wat hij over Lukas zegt, omdat ik me tijdens dit studieverlof met name ga bezig houden met het boek Handelingen.
De boeken van Shulam en Lapide gaan over Joodse methoden van Schriftuitleg.